dinsdag 10 november 2009

Promotie Jenny Audring

Waarom zeggen Nederlanders vaak “het meisje, die”, “het boek – hij is uit” en “knoflook – dat lust ik niet”? Volgens de regels van het ABN zijn deze voornaamwoorden fout: ze hebben het verkeerde geslacht. Toch komen zulke ‘fouten’ erg vaak voor: in spontane spraak heeft meer dan de helft van de voornaamwoorden niet hetzelfde geslacht als hun zelfstandige naamwoord. Dit intrigerende verschijnsel is het onderwerp waarop Jenny Audring op 13 november a.s. hoopt te promoveren.

In haar proefschrift laat Jenny zien dat achter het ‘foute’ gebruik van verwijswoorden een systeem schuilgaat. Vroeger waren hij, zij en het puur grammaticale elementen, die voorspelbaar het geslacht van hun naamwoord weerspiegelden. Tegenwoordig hebben voornaamwoorden voor veel sprekers een betekenis, op basis waarvan het geslacht gekozen wordt. Hij en die worden gebruikt om te verwijzen naar levende wezens of telbare voorwerpen. Hierbij geldt: hoe meer individualiteit, hoe vaker hij of die de voorkeur krijgt, zelfs als de grammatica het voorschrijft. “Ik vroeg mijn broertje of het meeging” is voor de meeste sprekers onacceptabel. Het wordt juist wel weer gebruikt aan de andere kant van het spectrum: voor stofnamen. Zelfs als het om de-woorden gaat als kleding, muziek of knoflook. Zij ten slotte wordt in de spreektaal alleen voor vrouwelijke personen gebruikt (en voor een enkele koe of kat). Zo is, spontaan en onbewust, een nieuw systeem van voornaamwoordgebruik ontstaan.
Dit systeem wint terrein: teenagers zeggen bijna dubbel zo vaak “het boek – hij/die” dan sprekers van 60 (die vaker het/dat kiezen). Een vergelijking met andere talen in de wereld toont aan dat het Nederlands hier een verklaarbare en natuurlijke ontwikkeling doormaakt. De ‘fouten’ weerspiegelen een stukje taalevolutie, dat zich in ons midden voltrekt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten